Bernhardus van Voorthusen

Male


Personal Information    |    Notes    |    All

  • Name Bernhardus van Voorthusen 
    Gender Male 
    Person ID I6666  Database
    Last Modified 20 Jun 2017 

    Children 
       1. Male Bernhardi van Voorthusen,   b. ~1235   d. Yes, date unknown
    Family ID F2829  Group Sheet  |  Family Chart
    Last Modified 12 Oct 2016 

  • Notes 
    • Bernhardus van Voorthusen ook genaamd van Vorthusen en de Vorthusen, de naam Bernhardus bestaat uit twee germaanse woorden, namelijk bern is beer is sterk, en hard is sterk en moedig. Bernard betekent dus "de sterke, moedige".

      Voorthuizen betekent: Huis aan een voorde of voort, een voorde is een doorwaadbare plaats door een beek of rivier. Voor het Voorthuizen bij Elten klopt dit wel, het ligt aan de doorwaadbare plaats aan de rivier de Wild aan de vroegere heerweg van Arnhem en Zutphen naar Keulen.

      Deze Bernhardus is, met vermelding in het jaar 1252, tot op heden (Anno Domini 2004), de vroegst vermelde persoon met de familienaam "Van Voorthuisen". De volgende vermeldingen zijn van 6 September en 9 November 1310 te 's-Heerenberg van de gebroeders Mathias en Noijde Scakenszonen, en rond 1325 op de West- en Oost-Veluwe.

      Er bestaan drie Voorthuizens; bij Elten, bij Drempt nabij Doesburg en bij Barneveld. Alle drie hebben banden met het Sint-Vitusstift op de Elterberg. Voorthuizen bij Elten was de hoofdhof van het stift, Voorthuizen bij Barneveld en Drempt hadden leenverhoudingen met de abdij. Zie over deze verhoudingen Kist en Bouwheer. Het goed Voorthuijsen bij Elten is heden ten dage gesplitst in Alt- Neu- en Klein-Voorthuijsen. Neu-Voorthuijzen werd ook de "Springkamp" genoemd.

      Als topografische naam komt "Voorthuisen" (bij 's-Heerenberg en Elten) reeds voor in een acte gedateerd op 29 Juni Anno Domini 968 als Keizer Otto I, de Grote, de schenking van Voorthuizen ,in het jaar 966, aan de abdij door Graaf Wichman van Hamaland, doet oorkonden. In een acte gedateerd 3 Augustus 970 wordt dit nogmaals bevestigd door koning Otto III. Op 18 December 996 op de rijksdag te Nijmegen is het keizer Hendrik II die het goed Voorthuijsen nogmaals uitdrukkelijk aan het Stift Sint Vitus te Hoog-Elten toewijst. Voorthuijsen is de grootste waterburcht in de omgeving van Elten en dateert waarschijnlijk van voor het jaar 500. De bewalling en grachten zijn opgeworpen en gegraven door een Friese of Frankische edelman.

      Veel gegevens over Voorthuijsen bij Elten door Mr. A.P. van Schilgaarde in de Leenregisters van de proosdij van Emmerik., leenman te Drempt, geboren tussen 1190 en 1210, wonende te Drempt bij Doesburg, overleden na 1253, minstens 43 jaar oud.Sloet-Archief van het Huis Bergh pagina 732, Sloet, OGZ, pag. 732-733 naar Ketner, OSU III, pag. 71-72, nr. 1279.Lexicon der Nederlandse toponiemen, R.E Knzel, (ed.), P.J. Meertensinstituut, Asd. 1989, oorspronkelijk: Die Urkunden der Deutschen K"nige und Kaiser IV, die Urkunden Konrads II enz., Monumenta Germaniae Historica, Berlijn, 1909.Oorkondenboek Gelre tot 5 Juni 1288, Sloet, 1872-76.Elten, Leo Gies, Boss-Druck und Verlag, Kleve, 1951, pagina 204-207.

      N.C. Kist e.a., Deel II, kerkgeschiedenis van Nederland, pag. 135-162.GaBarneveld, Bouwheer, map 8.Gelre 1907, pag. 13 en 1898, pag. 101. Gelre 1973, 19.Archiv der Herrlichkeit Voorthuijzen, Gimborn-Thoben.Elten, Leo Gies, Boss-Druck und Verlag, Kleve, 1951, pagina 204-207, 300.Gelre 1931, pag 16.

      Ao 1252, Henrick I van Vianden, bisschop van Utrecht, 1250-1267, geeft aan het klooster Bethelhem, is Bielem, bij Bronkhorst de tiende te Drempt, die Everhard van Wilp, en zijn nakomelingen, in leen had en wiens rechten door het klooster afgekocht waren, waartegen Everhard van Wilp met zijn vrouw Elisabeth en zoon Everhard de mansus Wenemerscamp in de parochie Wilpe aan het klooster opdraagt. De tienden worden geheven over 11 mansi (boerderijen) in de parochie Drempt bij Doesburg.

      De acte moet getekend zijn na 2 Juni 1252 maar niet later dan in het voorjaar van 1253.

      "Enricus Dei Gratia Traiectensis Episcopus Universis Christi fidelibus hanc paginam inspecturis inperpetuum.

      Cum ex officio nostro utilitalibus ecclesiarum nobis subiectarum et religiosorum in eisdem deservientium saluti animarum, quantum in nobis est, teneamur providere nos piam habentes considerationem sano consilio ecclesie Daventriensis simul et ministrialium nostrorum consensu, concessimus ecclesie beate Marie in Bethlehem, ordinis sancti Augustini et in ipsam transtulimus omne ius, quod nos et ecclesia Traiectensis habuimus in decima, tam maiore quam minore que consistit in perrochia Thremethe (Drempt). Videlicet de uno manso Bernhardi de Vorthusen et uno Theoderici Albi et uno Weremberti de Compelwic et duobus in veno et uno Wilhelmi de Worth et duobus in Siberhoue et uno Lakewic et uno Euerhardi et dimidio in prato et dimidio in Remengvoth, quam decimam Euerhardus de Wilpe et eieus antecesores a nobis et a nostris antecessorius in feodo tenuerunt, concessam ita quod predicta ecclesia prefatam decimam tamquam ius suum redimens de manu laicorum in suum usum possit revocare. Cum igitur hec donatio iuris memorate decime a nobis predicte ecclesie rite, ut premissum est, esset facta placuit Domino Nicholao Preposito et conventui sancte Marie in Bethlehem ut ab Euerhardo de Wilpe et ab infeodatis ab eo pro certa pecunie quantitate redimerent decimam predictam ut sic non solum que pure sunt temporalia, ad eos pervenirent, sed etiam que divini iuris existunt et laicis male detenta, in usus transirent religiosorum.

      Postquam vero in huiusmodi contractum a partibus fuerat consensum, dictus Euerhardus cum uxore sua Elyzabeth et filio suo Euerhardode consensu heredum suorum omne ius quod habebat in predicta decima, libere et absolute in manus nostras resignavit et in retaurum huius decime mansum suum Wenemerscamph in perrochia Wilpe situm nobis et ecclesie Traiectensi assigvit, et nos de consensu priorum et ministrialium nostrorum eamdem decimam ad nos ratione feodi spectantemecclesie in Bethlehem contulimus, ita quod eamdem inperpetuum habeat pacifice et sine alicuius contra dictione possidendam, sub pena excommucationis districtius inhibentes ne quis in posterum ecclesiam Bethlehemensem in predicta decima molestare presumat, cum hec omnia debito modo et sollempniter coram nobis acta sint et probata.

      In cuius rei testimonium et firmitatem perpetuam presentem paginam diligentius conscriptam sigillonostro una cum sigillo ecclesie Dauentriensis fecimus communiri.

      Acta sunt autem hec Dauentrie in domo nostra, anno incarnationis Dominice MCCLII, Presentibus et testibus hiis: Hermanno de Salmen preposito sancti Pauli in Leodio, Iohanne Decano Treverensi, Petro Decano Dauentriensi, Petro thesaurario, Iohanne scolastico et ceteris canonicis Dauentriensibus, magistro Daniele, magistro Hermanno, clericis et capellanis nostris, Giselberto de Buchorst, Hermanno de Vosth, Henrico de Almelo, Wilhelmo de Wrdene {Vorden}, Arnoldo de Rothem, Suethero Hering et fratre Stephano, Iohanne de Dauentria dapifero nostro, Euerhardo de Arde, militibus et ministerialibus nostris, Iohanne villico nostro, Godefrido de Brinco, famulis nostris; Et aliis quampluribus tam clericis quam laicis."

      Dit Voorthuizen, in de parochie Drempt, ligt 4,5 km. ten noordwesten van Hummelo en is reeds zeer oud, want in de Lexicon der Nederlandse toponiemen van voor 1200 wordt vermeld: "(in het jaar) 1025, copia 18e eeuw, ad Hummila (Hummelo) VIII mansos, Fordhusen XIIII ".

      Het klooster Betlehem lag vlakbij Gaanderen, nu is er nog de boerderij "het Klooster", die aan het oude klooster herinnert.

      Nu mijn nasporingen vorderen, neig ik steeds meer tot de conclusie, dat deze tak stammend uit Bernhard komt van het goed dat gelegen was onder Drempt bij Doesburg en Bronkhorst, en niet van het goed onder Elten. De familie splitst zich in een tak die op het goed bij Drempt blijft wonen en waarschijnlijk rond 1650 uitsterft, de andere tak, stammend uit Henrick van Voorthusen die Alde, * 1390, vestigt zich te Zutpen en komt daar tot grote bloei, maar sterft daar rond 1620 uit. Misschien spruit de Huisduinense tak ook uit Henrick.

      Een en ander zou betekenen dat de Harderwijkse en Veluws-Betuwse families niet aan hen verwant zijn en dat het rode wapen met de gouden schuinbalk dus eigenlijk ten onrechte door de Harderwijkers en Betuwe-Veluwenaren wordt gevoerd. Inmiddels wordt het alweer zolang door hen gebruikt, dat het mij lijkt, dat het weer aanvaardbaar is geworden. Ook is het waarschijnlijker dat de Veluwse, Amersfoortse en Betuwse takken spruiten uit de Harderwijkse, welke aanwijsbaar begint met Heer, ridder Evert van Vorthusen (achterkleinzoon van Arnt Blankerts van Vorthuesen ?). Volgens mij is de tak Bernhard, omstreeks 1620 in mannelijke lijn te Zutphen, uitgestorven. De familie in Noord-Holland met o.a de baljuw van Huisduinen Anthonie Michiels van Voorthuijsen voerde volgens de overlevering ook het wapen in rood met de gouden schuinbalk. Ook deze tak sterft met het jong overlijden van zoon Michiel Anthoniszoon in mannelijke lijn uit rond 1650.

      Zijn zonen bij een onbekende vrouw:
      1 Bernhardi van Voorthusen ook genaamd Zoon van Bernhardus van Vorthusen, geboren rond 1235.
      2 waarschijnlijk Scaken van Voorthusen ook genaamd van Vorthusen, De naam Scaken of Saacke stamt van het germaanse sahha en gotische sakan dat strijd betekent. Scaken betekent dus "strijder". Geboren rond 1240.
      sites.google.com/site/forthuyse/early-family-history