Notes
Matches 801 to 850 of 4,168
# | Notes | Linked to |
---|---|---|
801 | Before December 16, 1679. | Vlietland, Wouter (I5344)
|
802 | Begrafenis: St. Eusebiuskerk | Sluysken, Stenelia Johansdr. (I4180)
|
803 | Begraven in Delft | Wieligh, Gijsbert (I1795)
|
804 | Begraven in Duffelswaerd. Is dit in de Liemers? | van Bylandt, Otto II (I6099)
|
805 | Begraven in Follega kl stoel, Lemsterland, Friesland. | Reidsma, Lolke (I8370)
|
806 | begraven in Untrop | van Ulft, Elisabeth (I8868)
|
807 | Begraven op 15-05-1993 te Reeuwijk, op de algemene begraafplaats aan de Schinkeldijk. | Akerboom, Hendrika (I9525)
|
808 | Begraven op 21-05-1975 te Bodegraven, begraafplaats Vredehof. Zij was ongehuwd. | Verduijn, Adriana (I9513)
|
809 | Begraven op 4 Aug 1982 te Rozenoord, Zeeland | Hameeteman, Pietertje (I5888)
|
810 | beleend met Hoevelaken (1419). Zij is overleden na 18 juli 1438. Children: 1.Willem (1386) 2.Elisabeth (1387) 3.Jacoba (1390) 4.Christina (1393) 5.Stevina (1396) 6.Gijsberta (1398) 7.Steven (1400) | van Nijenrode, Elsabé Elisabeth (I3997)
|
811 | Beleend met Loackhuizen in 1500 | van Ulft, Wolter (I8851)
|
812 | Beleend met Loackhuizen in 1646? | van Ulft, Johan Carselis (I4651)
|
813 | Beleend met Loackhuizen in 1663 | van Ulft, Johan (I4648)
|
814 | Beleend met vrijgraafschap Heiden | van Heyden, Menso (I7796)
|
815 | beleidsmedewerker CNV | Reidsma, Jetze (I8390)
|
816 | Belia's nicht Margaretha van Genth, gehuwd met Goesswyn van Raesfelt 1573. Ze kreeg als weduwe "de Parck" bij Elst van haar broer Peter. | van Stepraedt, Belia (I965)
|
817 | Bena | Oostenbrug, Berendine (I7998)
|
818 | Bentheim, Nedersaksen. | van Dedem, Arend (I1104)
|
819 | Berencamp. Daughter of Anthonia van Deelen | Bentinck, Geertruida (I988)
|
820 | Berend (Barent) Hendriks van Oostenbrug (Ossenbruggen) Sold the farm, named De Hope. His nickname is Jelis Knoot. Read more about the Knoots on this page: https://www.vanosnabrugge.org/docs1600.htm Parish records of the Dutch Reformed Church in Scherpenzeel mention that in 1757 Barent Hendrikz van Oostenbrug and Willemijntje Jans. moved here, with children Hendrik, Jan, Gerrit and Cornelis, from Woudenberg. According to a purchase codecil, dated May 20, 1771, Beerent van Ossenbruggen and Willemijna Drost sell home and land in the village of Scherpenzeel (in the Crommehoek) to Peeter van Ossenbruggen and Geertruij van den Boer for 44 guilders. Later it appears that Peeter does not have the finances, after which the Church buys the property and rents it to Peeter. Berend Hendriks (Knoodt) van Osnabrugge, geb./ged. Rijswijk (Gld.) 26/29.1.1719, woonde aan de Holivoet onder Woudenberg (1760), tr. (1) Renswoude 20.11.1740 Willemijntje Jantzen, jd. van Amerongen; tr. (2)Scherpenzeel 20.1.1782 Hendrikje Hendriks, geb. Garderen, wed. van Evert Janse. Uit het diaconie-verantwoordingsboek: Barent Hendrikz van Oostenbrug en Willemijntje Jans. echtel. met kinderen Hendrik. Jan. Gerrit en Cornelis uit Woedenberg in 1757. Volgens een koopcedul van 20.5.1771 verkoopen Beerent van Ossenbruggen en Willemeijna Drost huijs en hof in den dorpe Scherpenzeel in den Crommenhoek aan Peeter van Ossenbruggen en Geertruij van den Boer. In het diaconie-boek (1750) staat Jelis Knoot = Osnabrugge. Inwoners Holevoet 1749, nr. 163: Barend Knoot en vrouw, bestaan een daghuurder, 2 kinderen onder 10 jaar. In 1757 komen Barent Hendriksen van Oostenbrug en Willemijntje Jans, egt. Met vier kinderen: Hendrik, Jan, Gerrit, en Cornelis met attestatie van Woudenberg Herv. Gem. Scherpenzeel 167; Kasboek diaconie 1763-1819, fol. 64; 1757). In 1771 kopen Peeter van Ossenbruggen x Geertruij van den Boer voor f 44,= van Beerent van Ossenbruggen x Willemijna Drost hun huis en hof in de Crommenhoek (Recht. Arch. Scherpenzeel 7, nr. 71; 20-05-1771. Herv. Gem. Scherpenzeel 256; 20-05-1771. Originele koopakte. Uit een vermelding eronder blijkt dat Peter het huis niet kan betalen, waarna de diakonie het huis overneemt en aan Berent heeft betaald. 18-01-1774). | van Osnabrugge, Barend Hendriksen (I27)
|
821 | Berend van O(o)s(t)nabrugge, geb./ged. Scherpenzeel 12/28.1.1798, dagloner, overl. ald. 10.1.1827, tr. ald. 16.11.1822 Lammetje Slok, geb. Scherpenzeel 5.10.1794, dr. van Hendrik Slok en Hendrika Olthof. | van Osnabrugge, Berend (I52)
|
822 | Berengar I (Latin: Berengarius, Perngarius; Italian: Berengario; c. 845 - 7 April 924 was the king of Italy from 887. He was Holy Roman Emperor between 915 and his death in 924. He is usually known as Berengar of Friuli, since he ruled the March of Friuli from 874 until at least 890, but he had lost control of the region by 896. Berengar rose to become one of the most influential laymen in the empire of Charles the Fat, and he was elected to replace Charles in Italy after the latter's deposition in November 887. His long reign of 36 years saw him opposed by no less than seven other claimants to the Italian throne. His reign is usually characterised as "troubled" because of the many competitors for the crown and because of the arrival of Magyar raiders in Western Europe. He was the last emperor before Otto the Great was crowned in 962, after a 38-year interregnum. | of Italy, Berengar I (I10384)
|
823 | Berengar II (c. 900 - 4 August 966) was the King of Italy from 950 until his deposition in 961. He was a scion of the Anscarid and Unruoching dynasties, and was named after his maternal grandfather, Berengar I. He succeeded his father as Margrave of Ivrea around 923 (whence he is often known as Berengar of Ivrea), and after 940 led the aristocratic opposition to Kings Hugh and Lothair II. In 950 he succeeded the latter and had his son, Adalbert crowned as his co-ruler. In 952 he recognised the suzerainty of Otto I of Germany, but he later joined a revolt against him. In 960 he invaded the Papal States, and the next year his kingdom was conquered by Otto. Berengar remained at large until his surrender in 964. He died imprisoned in Germany two years later. | of Italy, Berengar II (I10388)
|
824 | Berents, Berns. | Berends, Christina T. (I9759)
|
825 | Bernard Albert Diderik van Lynden, 18 jaren oud zijnde, reisde naar Duitschland en elders ten einde "sich in alle adelijke exertien te oefenen". Hij nam 3000 rijksdaalders voor reiskosten mede, waarmede hij, onder toestemming zijner moeder, die de voogdij over hem had, zijn deel in de heerlijkheid Blitterswijk belastte. Na 6 jaren zou bij de heerlijkheid weder ontlasten of prolongatiebrieven geven, waarin hem echter de dood verhinderde; hij stierf in Frankrijk den 26 Juli 1670. | van Lynden, Bernard Albert Diderik (I6476)
|
826 | Berndt von Oer war der zweitälteste Sohn Lamberts von Oer zu Kakesbeck und Johannas von Middagten. Er selbst war in erster Ehe verheiratet mit Judith Christine von Grimberg zu Wiesche gen. Altenbochum. Aus der Ehe (1517-1525) mit Christine hatte Berndt fünf Kinder. Lambert war kaiserlicher Offizier und wurde Berendts Nachfolger auf Burg Kakesbeck. Heidenreich wurde Kanoniker zu St. Mauritz in Münster. Zwischen 1526 und 1537 lebte Oer mit einer Frau namens Luttike zu Senden. Mit ihr hatte er drei Söhne: Heinrich von Oer, gen. Luttike, Prokurator am Reichskammergericht und Hermann von Oer gen. Luttike, Rechtsanwalt und Rentmeister bei Mallinckrodt zu Küchen. Der Sohn Reinhard wurde Pastor zu Buldern. 1539 heiratete Berndt von Oer Gosta von Münster zu Kolvenburg. Mit ihr hatte er den Sohn Bernhard. Dieser war Kanoniker der Ägidiikirche, wurde jedoch suspendiert, als er 1588 den Komtur Melchior Droste zu Senden auf dem Ägidiihof erschlug. Nach Gostas Tod heiratete von Oer deren Cousine Katharina von Münster zu Botzlar. de.wikipedia.org/wiki/Berndt_von_Oer | von Oer zu Kakesbeck, Berndt (I2475)
|
827 | Berndt was diaken te Rijswijk van 1709-1711. He and Adriaentje lived in "Huis Luchtenburg" near Rijswijk Een andere bron zegt dat Berndt in Maurik overleed. Maar Rijswijk viel waarschijnlijk onder gemeente Maurik toen. Op 29.9.1703 aangeslagen voor 10-0-0 familiegeld (arch. Polderdistrict nr. 365). | van Osenbruggen, Berndt Hendrickse (I4249)
|
828 | Berndt? | van Ossenberch, Bernardus (I301)
|
829 | Bernhard Melchior v. Vittinghoff genannt Schell zu Schellenberg | von Vittinghoff, Bernhard Melchior (I4194)
|
830 | Bernhardi van Voorthusen ook genaamd Zoon van Bernhardus van Vorthusen, geboren rond 1235, zoon van Bernhardus van Voorthusen, de naam Bernhardus bestaat uit twee germaanse woorden, namelijk bern is beer is sterk, en hard is sterk en moedig. Bernard betekent dus "de sterke, moedige". Voorthuizen betekent: Huis aan een voorde of voort, een voorde is een doorwaadbare plaats door een beek of rivier. Voor het Voorthuizen bij Elten klopt dit wel, het ligt aan de doorwaadbare plaats aan de rivier de Wild aan de vroegere heerweg van Arnhem en Zutphen naar Keulen. Deze Bernhardus is, met vermelding in het jaar 1252, tot op heden (Anno Domini 2004), de vroegst vermelde persoon met de familienaam "Van Voorthuisen". De volgende vermeldingen zijn van 6 September en 9 November 1310 te 's-Heerenberg van de gebroeders Mathias en Noijde Scakenszonen, en rond 1325 op de West- en Oost-Veluwe. Er bestaan drie Voorthuizens; bij Elten, bij Drempt nabij Doesburg en bij Barneveld. Alle drie hebben banden met het Sint-Vitusstift op de Elterberg. Voorthuizen bij Elten was de hoofdhof van het stift, Voorthuizen bij Barneveld en Drempt hadden leenverhoudingen met de abdij. Zie over deze verhoudingen Kist en Bouwheer. Het goed Voorthuijsen bij Elten is heden ten dage gesplitst in Alt- Neu- en Klein-Voorthuijsen. Neu-Voorthuijzen werd ook de "Springkamp" genoemd. Als topografische naam komt "Voorthuisen" (bij 's-Heerenberg en Elten) reeds voor in een acte gedateerd op 29 Juni Anno Domini 968 als Keizer Otto I, de Grote, de schenking van Voorthuizen ,in het jaar 966, aan de abdij door Graaf Wichman van Hamaland, doet oorkonden. In een acte gedateerd 3 Augustus 970 wordt dit nogmaals bevestigd door koning Otto III. Op 18 December 996 op de rijksdag te Nijmegen is het keizer Hendrik II die het goed Voorthuijsen nogmaals uitdrukkelijk aan het Stift Sint Vitus te Hoog-Elten toewijst. Voorthuijsen is de grootste waterburcht in de omgeving van Elten en dateert waarschijnlijk van voor het jaar 500. De bewalling en grachten zijn opgeworpen en gegraven door een Friese of Frankische edelman. Veel gegevens over Voorthuijsen bij Elten door Mr. A.P. van Schilgaarde in de Leenregisters van de proosdij van Emmerik. Zijn zonen bij een onbekende vrouw: 1 Henrick van de Hoete van Voorthusen ook genaamd van Goethe en van Voerthusen, Henrick stamt uit het germaans en betekent: aanzienlijk in zijn woonplaats., geboren rond 1275. 2 Everaert van Voorthusen ook genaamd van Voerhusen en van Voerthusen, Everaert stamt uit het germaans en betekent: sterk als een ever (wild zwijn)., geboren rond 1285, wonende te Ger. Tulen Cloeft.RAG,bloknr.0001, inv. 686. In de Schatting van den Lande van Gelre voor Veluwe van ca. 1325, wordt genoemd Everart van Voerhusen (dus niet met een t.) onder die ander Heren luden (dus niet van de Graaf van Gelre) wonend in denselven ambacht in Ger. Tulen cloft. Het ambacht wordt omschreven als: Voerst, Reden, Brummen. Als andere Heer wordt genoemd "Dyderen" (waarschijnlijk Diederik van Cleve). Hij betaalt II ponden. | van Voorthusen, Bernhardi (I6665)
|
831 | Bernhardus van Voorthusen ook genaamd van Vorthusen en de Vorthusen, de naam Bernhardus bestaat uit twee germaanse woorden, namelijk bern is beer is sterk, en hard is sterk en moedig. Bernard betekent dus "de sterke, moedige". Voorthuizen betekent: Huis aan een voorde of voort, een voorde is een doorwaadbare plaats door een beek of rivier. Voor het Voorthuizen bij Elten klopt dit wel, het ligt aan de doorwaadbare plaats aan de rivier de Wild aan de vroegere heerweg van Arnhem en Zutphen naar Keulen. Deze Bernhardus is, met vermelding in het jaar 1252, tot op heden (Anno Domini 2004), de vroegst vermelde persoon met de familienaam "Van Voorthuisen". De volgende vermeldingen zijn van 6 September en 9 November 1310 te 's-Heerenberg van de gebroeders Mathias en Noijde Scakenszonen, en rond 1325 op de West- en Oost-Veluwe. Er bestaan drie Voorthuizens; bij Elten, bij Drempt nabij Doesburg en bij Barneveld. Alle drie hebben banden met het Sint-Vitusstift op de Elterberg. Voorthuizen bij Elten was de hoofdhof van het stift, Voorthuizen bij Barneveld en Drempt hadden leenverhoudingen met de abdij. Zie over deze verhoudingen Kist en Bouwheer. Het goed Voorthuijsen bij Elten is heden ten dage gesplitst in Alt- Neu- en Klein-Voorthuijsen. Neu-Voorthuijzen werd ook de "Springkamp" genoemd. Als topografische naam komt "Voorthuisen" (bij 's-Heerenberg en Elten) reeds voor in een acte gedateerd op 29 Juni Anno Domini 968 als Keizer Otto I, de Grote, de schenking van Voorthuizen ,in het jaar 966, aan de abdij door Graaf Wichman van Hamaland, doet oorkonden. In een acte gedateerd 3 Augustus 970 wordt dit nogmaals bevestigd door koning Otto III. Op 18 December 996 op de rijksdag te Nijmegen is het keizer Hendrik II die het goed Voorthuijsen nogmaals uitdrukkelijk aan het Stift Sint Vitus te Hoog-Elten toewijst. Voorthuijsen is de grootste waterburcht in de omgeving van Elten en dateert waarschijnlijk van voor het jaar 500. De bewalling en grachten zijn opgeworpen en gegraven door een Friese of Frankische edelman. Veel gegevens over Voorthuijsen bij Elten door Mr. A.P. van Schilgaarde in de Leenregisters van de proosdij van Emmerik., leenman te Drempt, geboren tussen 1190 en 1210, wonende te Drempt bij Doesburg, overleden na 1253, minstens 43 jaar oud.Sloet-Archief van het Huis Bergh pagina 732, Sloet, OGZ, pag. 732-733 naar Ketner, OSU III, pag. 71-72, nr. 1279.Lexicon der Nederlandse toponiemen, R.E Knzel, (ed.), P.J. Meertensinstituut, Asd. 1989, oorspronkelijk: Die Urkunden der Deutschen K"nige und Kaiser IV, die Urkunden Konrads II enz., Monumenta Germaniae Historica, Berlijn, 1909.Oorkondenboek Gelre tot 5 Juni 1288, Sloet, 1872-76.Elten, Leo Gies, Boss-Druck und Verlag, Kleve, 1951, pagina 204-207. N.C. Kist e.a., Deel II, kerkgeschiedenis van Nederland, pag. 135-162.GaBarneveld, Bouwheer, map 8.Gelre 1907, pag. 13 en 1898, pag. 101. Gelre 1973, 19.Archiv der Herrlichkeit Voorthuijzen, Gimborn-Thoben.Elten, Leo Gies, Boss-Druck und Verlag, Kleve, 1951, pagina 204-207, 300.Gelre 1931, pag 16. Ao 1252, Henrick I van Vianden, bisschop van Utrecht, 1250-1267, geeft aan het klooster Bethelhem, is Bielem, bij Bronkhorst de tiende te Drempt, die Everhard van Wilp, en zijn nakomelingen, in leen had en wiens rechten door het klooster afgekocht waren, waartegen Everhard van Wilp met zijn vrouw Elisabeth en zoon Everhard de mansus Wenemerscamp in de parochie Wilpe aan het klooster opdraagt. De tienden worden geheven over 11 mansi (boerderijen) in de parochie Drempt bij Doesburg. De acte moet getekend zijn na 2 Juni 1252 maar niet later dan in het voorjaar van 1253. "Enricus Dei Gratia Traiectensis Episcopus Universis Christi fidelibus hanc paginam inspecturis inperpetuum. Cum ex officio nostro utilitalibus ecclesiarum nobis subiectarum et religiosorum in eisdem deservientium saluti animarum, quantum in nobis est, teneamur providere nos piam habentes considerationem sano consilio ecclesie Daventriensis simul et ministrialium nostrorum consensu, concessimus ecclesie beate Marie in Bethlehem, ordinis sancti Augustini et in ipsam transtulimus omne ius, quod nos et ecclesia Traiectensis habuimus in decima, tam maiore quam minore que consistit in perrochia Thremethe (Drempt). Videlicet de uno manso Bernhardi de Vorthusen et uno Theoderici Albi et uno Weremberti de Compelwic et duobus in veno et uno Wilhelmi de Worth et duobus in Siberhoue et uno Lakewic et uno Euerhardi et dimidio in prato et dimidio in Remengvoth, quam decimam Euerhardus de Wilpe et eieus antecesores a nobis et a nostris antecessorius in feodo tenuerunt, concessam ita quod predicta ecclesia prefatam decimam tamquam ius suum redimens de manu laicorum in suum usum possit revocare. Cum igitur hec donatio iuris memorate decime a nobis predicte ecclesie rite, ut premissum est, esset facta placuit Domino Nicholao Preposito et conventui sancte Marie in Bethlehem ut ab Euerhardo de Wilpe et ab infeodatis ab eo pro certa pecunie quantitate redimerent decimam predictam ut sic non solum que pure sunt temporalia, ad eos pervenirent, sed etiam que divini iuris existunt et laicis male detenta, in usus transirent religiosorum. Postquam vero in huiusmodi contractum a partibus fuerat consensum, dictus Euerhardus cum uxore sua Elyzabeth et filio suo Euerhardode consensu heredum suorum omne ius quod habebat in predicta decima, libere et absolute in manus nostras resignavit et in retaurum huius decime mansum suum Wenemerscamph in perrochia Wilpe situm nobis et ecclesie Traiectensi assigvit, et nos de consensu priorum et ministrialium nostrorum eamdem decimam ad nos ratione feodi spectantemecclesie in Bethlehem contulimus, ita quod eamdem inperpetuum habeat pacifice et sine alicuius contra dictione possidendam, sub pena excommucationis districtius inhibentes ne quis in posterum ecclesiam Bethlehemensem in predicta decima molestare presumat, cum hec omnia debito modo et sollempniter coram nobis acta sint et probata. In cuius rei testimonium et firmitatem perpetuam presentem paginam diligentius conscriptam sigillonostro una cum sigillo ecclesie Dauentriensis fecimus communiri. Acta sunt autem hec Dauentrie in domo nostra, anno incarnationis Dominice MCCLII, Presentibus et testibus hiis: Hermanno de Salmen preposito sancti Pauli in Leodio, Iohanne Decano Treverensi, Petro Decano Dauentriensi, Petro thesaurario, Iohanne scolastico et ceteris canonicis Dauentriensibus, magistro Daniele, magistro Hermanno, clericis et capellanis nostris, Giselberto de Buchorst, Hermanno de Vosth, Henrico de Almelo, Wilhelmo de Wrdene {Vorden}, Arnoldo de Rothem, Suethero Hering et fratre Stephano, Iohanne de Dauentria dapifero nostro, Euerhardo de Arde, militibus et ministerialibus nostris, Iohanne villico nostro, Godefrido de Brinco, famulis nostris; Et aliis quampluribus tam clericis quam laicis." Dit Voorthuizen, in de parochie Drempt, ligt 4,5 km. ten noordwesten van Hummelo en is reeds zeer oud, want in de Lexicon der Nederlandse toponiemen van voor 1200 wordt vermeld: "(in het jaar) 1025, copia 18e eeuw, ad Hummila (Hummelo) VIII mansos, Fordhusen XIIII ". Het klooster Betlehem lag vlakbij Gaanderen, nu is er nog de boerderij "het Klooster", die aan het oude klooster herinnert. Nu mijn nasporingen vorderen, neig ik steeds meer tot de conclusie, dat deze tak stammend uit Bernhard komt van het goed dat gelegen was onder Drempt bij Doesburg en Bronkhorst, en niet van het goed onder Elten. De familie splitst zich in een tak die op het goed bij Drempt blijft wonen en waarschijnlijk rond 1650 uitsterft, de andere tak, stammend uit Henrick van Voorthusen die Alde, * 1390, vestigt zich te Zutpen en komt daar tot grote bloei, maar sterft daar rond 1620 uit. Misschien spruit de Huisduinense tak ook uit Henrick. Een en ander zou betekenen dat de Harderwijkse en Veluws-Betuwse families niet aan hen verwant zijn en dat het rode wapen met de gouden schuinbalk dus eigenlijk ten onrechte door de Harderwijkers en Betuwe-Veluwenaren wordt gevoerd. Inmiddels wordt het alweer zolang door hen gebruikt, dat het mij lijkt, dat het weer aanvaardbaar is geworden. Ook is het waarschijnlijker dat de Veluwse, Amersfoortse en Betuwse takken spruiten uit de Harderwijkse, welke aanwijsbaar begint met Heer, ridder Evert van Vorthusen (achterkleinzoon van Arnt Blankerts van Vorthuesen ?). Volgens mij is de tak Bernhard, omstreeks 1620 in mannelijke lijn te Zutphen, uitgestorven. De familie in Noord-Holland met o.a de baljuw van Huisduinen Anthonie Michiels van Voorthuijsen voerde volgens de overlevering ook het wapen in rood met de gouden schuinbalk. Ook deze tak sterft met het jong overlijden van zoon Michiel Anthoniszoon in mannelijke lijn uit rond 1650. Zijn zonen bij een onbekende vrouw: 1 Bernhardi van Voorthusen ook genaamd Zoon van Bernhardus van Vorthusen, geboren rond 1235. 2 waarschijnlijk Scaken van Voorthusen ook genaamd van Vorthusen, De naam Scaken of Saacke stamt van het germaanse sahha en gotische sakan dat strijd betekent. Scaken betekent dus "strijder". Geboren rond 1240. sites.google.com/site/forthuyse/early-family-history | van Voorthusen, Bernhardus (I6666)
|
832 | Bernt is witness for underaged Johann von O. in 1616 1616 März 14 Beschreibung : Dietrich, Graf von Brunckhorst, Frh. von Batenburg, "zu Anholt, Baer u. Lathum, Bannerher" des Fürstentums Geldern und der Grafschaft Zütphen, lässt durch Dietr. von Batenburg, Statthalter seiner "Anholtischer u. Meilandischer Lehn" den Stephan Bachoggen als Bevollmächtigten des unmündigen Johann von Ossenbroich "mit dem Hoff Gruwell bei Ossenbroich im Kerspell von Till gelegen, welcher an unserm HausMeilandt zu Zutphenen rechten lehnrurig mit einem ponde gudes goldts"belehnen.Der Bevollmächtigte leistet den üblichen Lehnseid. Als Zeugen waren anwesend die Lehnsmannen: Berndt Speltmann und Wilhelm Frölich. "Geen uffm Haus Anholtt". Bestellsignatur : Gesamtarchiv von Romberg - Urkunden, Nr. 2409 Die Schlüsselgewalt über die Stadttore lag beim Bürgermeister. Hierüber unterrichtet uns ein Schreiben vom 3.3.1654, wo wir auch gleichzeitig über die Reihenfolge der damaligen Stadtväter informiert werden: 'Dietrich Bramberg bezeugt, daß seinem + Vater als Bürgermeister der Stadt Anholt im Jahre 1608 die Schlüssel der Stadttore, des Rathauses usw. von seinem Amtsvorgänger überliefert worden seien und daß er sie nach Beendigung seiner Amtszeit dem Bürgermeister Bernd Spoltmann eingehändigt habe. Dieser habe sie wieder auf den genannten Bramberg übertragen, Bramberg auf Wilhelm Frölich, Frölich auf Henrich Cremer, Cremer auf Reiner van Zuilen, dieser wiederum auf Frölich und so weiter auf alle erwählten Bürgermeister bis auf diese Stunde.' Also: Die alte Anholter Münze, Haus Nr. 168, bewohnte 1697 Johanna Sybilla van Loen, Ww. Spoltmann www.anholt-heimatverein.de/mediapool/91/910524/data/Anholt_unsere_Heimat.pdf | Spoltman, Bernd (I4028)
|
833 | Beroep in den Haag: kleermaker Emigrated to America in 1849 (Grand Rapids MI) | Feltzer, George Philip (I9326)
|
834 | Beroep: boer op de Valentijn onder Maurik. | Hendriksen, Herman (I8759)
|
835 | Beroep: Brouwer "In de Gecroonde Haringh" Comm. Bank Kleine Zaken Bewindh. WI. Kinderen (sommige noemen zich Vesterman): 1.Heero Pietersz Dol 1630 - ? 2.Heero Vesterman 1631 - ? 3.Pieter Pietersz Vesterman 1633- - ? 4.Margaretha Vesterman 1635 - 1691 5.Trijntje Vesterman 1637 - ? 6.Floris Pietersz Dol 1638 - ? 7.Floris Pietersz Dol 1641 - ? 8.Pietertjen Pieters Dol 1642 - ? 9.Aafjen Vesterman 1644 - 1700 | Dol, Pieter Pietersz (I9311)
|
836 | Beroep: buurmeester te Maurik. van 1580 tot 1583 (AHC 5644, f. 38v en AHC 5646, f. 49). leenman van Culemborg te Maurik in 1585 (AHC 4777, f. 140) en mogelijk gerichtsman in de Neder-Betuwe in 1587 en 1593 (RA. Zoelen 181, f. 168 en RANB 104, f. 197). Geboren omstreeks 1541. Buurmeester te Maurik (1579-1583). Leenman van Culemborg (1585). Gerichtsman in de Neder-Betuwe (1587, 1593). "Gewaerbode" van de pastoor te Maurik (1592). Overleden tussen 29 mei 1621 en 30 november 1635. genealogie.httx.nl | van Hattem, Wouter (I1356)
|
837 | Beroep: buurmeester. te Maurik in 1691, 1705 en 1723 (Pold.Arch. Ned-Bet.) | van Eck, Frans Jansz (I7027)
|
838 | Beroep: Culemborgs jaarpachtster. te Wiel, met een uiterwaard, genaamd "de Steenweerd" vanaf 1562 tot 1578 (AHC 5623-5637) , idem pachtster van 4 morgen weiland in het Ommerense veld te Ommeren vanaf 1565 tot 1578 (AHC 5625-5637), idem pachtster van een uiterwaard in de Middelweerd vanaf 1566 tot 1578 (AHC 5626-5637) | Wtenweerde, Beatrix (I6747)
|
839 | Beroep: custos, schoolmeester,. secretaris te Rijswijk over een goot aantal jaren (RANB, diverse delen) Hij is overleden voor 10 november 1659 in Rijswijk, Gelderland, Nederland. (RANB 204, f. 138v) 1-05-1642: Christiaen Peterssen Plessius ende Elisabeth van Aelst, EL., promiserunt aen de Armen tot Rijswijck 100 gld c.i., uut seckere hoffstadt landts met het getimmer ende gepoot daerop staende, groot drie mergen op Rijswijck, streckende uijt halff de Heuvelstraeth tot in de halve Broecksteghe toe, boven naest gelandt Jan van Wijck Huijbertssen ende beneden de Pastorije tot Rijswijck. Ende voorts ex omnibus. Actum den 1 Maij anno XVJ twee ende veertich. Was bij de debiteuren beteijkent (RANB 203, f. 112). 10-11-1659: Elisabeth van Aelst, weduwe van Chr.P. Plessius, cum tutore Peter Christiaenssen Plessius, promisit aen Hendrick Barentssen ende Teuntgen Gijsbertsse, EL.(=echte lieden = spouses), 100 gld c.i., uuth seecker huijsinghe met het gepoot daeraen saende daer de dibitrice in woonde, waervan de gront de Pastorije van Rijswijck toequam. Ende voorst ex omnibus. Actum den 10 november anno 1659. Was bij de debitriceende momber beteijckent, present W. Spenser (RANB 204, f. 138v). 28-9-1656: Christiaen Peterssen Plessius ende Elisabeth van Aelst, EL., promiserunt aen Joffer Catharina van Goltsteyn 100 gld c.i., uut haere aengehoorend bouwlandt, groot tesaemen 3 mergenn ende anderhalff hondt op Rijswijck in de Wijffdijck. Ende voorts ex omnibus. Actum den 28e september 1656. Was bij de debiteuren onderteijckent, nevens Joannes Gerlaci, ecclesia in Rijswijck ende Herman Hendrickssen als getuygen (RANB 204, f. 41v). www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-mulders/I3665.php | Plessius, Christiaan Petersz (I8565)
|
840 | Beroep: diaken (1649-50), ouderling. (1645-46) te Rijswijk, leenman van Culemborg te Rijswijk (1606, 1619 en 1627), medecollator der Vicarie SS Sebastiani, Margarethae et Catharinae martyrum van de kerk van Rijswijk. Geloof: Nederduits-gereformeerd. Hij is overleden voor 31 januari 1660 in Rijswijk, Gelderland, Nederland. (AHC 4784, f. 551v) From the leenkamer van Gaasbeek his lenen were passed to his sons Hendrik and Adriaan in 1660 so I am using that as the year of his death. Reg.Arch.Rivierenland; ORA Ambt Neder-Betuwe, bank van Kesteren, protocol van bezwaar, kerspel Rijswijk (1660-1739), inv. 219: 29v: Weduwe Gerrit van Heteren en Willem van Heteren haar zoon als borg, hebben schuldig erkend aan de diaconie van Wijk bij Duurstede, groot 400 gld, als onderpand 8 hond bouwland.naastgelegen van Jan van Haegh onder Rijswijk. Acte dd. 30-9-1663, ingeschreven 9-11-1663. Hij is getrouwd met Adriaentje Hendrickse van Snellenborch rond 1629 te Rijswijk, Gelderland. Kinderen: Adriaen van Heteren ± 1630-< 1678 Willem Gerritsz. van Heteren ± 1632-1719 Hendrik Gerritsz van Heteren ± 1635-1713 Gerritje Gerritsdr. van Heteren 1641-???? Maria van Heteren 1643-???? Sandrina Gerritsdr. van Heteren 1646-???? | van Heteren, Gerrit (I6575)
|
841 | Beroep: Eigenaar Offsetdrukkerij | Reidsma, Lolke Ties (I8347)
|
842 | Beroep: gerichtsman (1633), pachter. te Ingen: Osenvorenreeks Ingen, folio 6v en 80, betreffende verpondingen in ca. 1650), buurmeester (1647), (zie: RANB 111,f. 109v), en leenman van Lienden er ter Lede te Ommeren (van Schilfgaarde: Lenen Li. en ter Le., deel 10: 4 1/2 morgen 1 1/2 hond bouwland op de Hoogbreij te Ommeren, dd. 04-02-1632, op 14-04-1663 vergund aan het leen te mogen bezwaren met 2000,-- gulden | van Essevelt, Joost (I6990)
|
843 | Beroep: herbergier te Ingen. (RANB 104, f. 129v, 132, 147 en 179 als herbergier genoemd in een slepende affaire met de buurmeesters van Ingen om de betaling van de verteringen van een Engelse bevelhebber | van Essevelt, Gijsbert (I6993)
|
844 | Beroep: herbergier te Rijswijk,. gegoed te Rijswijk, Maurik en Ingen gedurende vele jaren genealogieonline.nl/kwartierstaat-mulders/I1118.php Echter: Wilfried van wahoud.blogspot.com/2011/12/kasteel-den-brakel-rijswijk.html schrijft: Over Van Eck is een onderzoek gaande dat moet leiden tot een publicatie. Met name de Rijswijkse Van Eck's zijn zich voor een deel Van Oijen (later ook: Van Ojen en Van Ooijen) gaan noemen. Als kosters, schoolmeesters, herbergiers en landbouwers was er bij hen geen sprake meer van landadellijke allure, en ook zetten zij het gebruik van het oude Van Eck-wapen niet meer voort. Het rechterlijk archief van Buren geeft aan dat Geertruid Evertsdr (van Oijen) de vrouw van Evert Jobpensz (van Eck) was, waarna hun kinderen de naam van hun moeder gingen aannemen. Onduidelijk waarom, maar het zij zo. Afgezien dat Vernoij een buur-eigenaar van land van de latere Van Oijen's was, is de connectie met Vernoij niet bestaand. | van Eck, Evert Jobpense (I1305)
|
845 | Beroep: Kerkmeester 1681-1685 Raad en Secretaris. Zie voor afkomst van familie: De Navorscher jaargang 1950/1951 blz. 115 Kinderen: 1.Aafjen van Vossen 1660 - 1725 2.Maria van Vossen 1661 - 1713 3.Petronella van Vossen 1664 - 1723 4.Margaretha van Vossen 1665 - 1747 5.Pieter van Vossen 1667 - 1667 6.Cornelia van Vossen 1668 - < 1730 7.Pieter van Vossen 1670 - 1722 8.Nicolaas van Vossen 1672 - ? 9.Hero van Vossen 1673 - 1673 10.Wilhelmus van Vossen 1676 - ? | van Vossen, Andries (I9314)
|
846 | Beroep: kerkmeester te Ingen in 1615. en 1618 ((RANB 107, f. 162 en 253v), gerichtsman te Ingen in 1633 (RANB 203, f. 33), leenman van Lienden en ter Lede te Ommeren in 1632 (vSchilfgaarde: leenboek nr. 10, beleend met 4 1/2 morgen 1 1/2 hond bouwland op de Hoogbreij te Ommeren, dd. 4-02-1632. (Op 14-04-1663 verzoekt hij om het leen te mogen bezwaren met 2.000 gld.) | van Essevelt, Willem (I6992)
|
847 | Beroep: kerkmeester te Rijswijk 1425- RAU, Arch. Kapittel van Oudmunster, charter no. 1953, dd. 27-04-1425, tezamen met een fam. wapen genoemd: effen en in een schildhoofd een hostiekelk tussen 2 lelies, deze akte bezegeld). Leenman van Culemborg te Rijswijk (AHC 4772, f. 13, dd. ca. 1420, beleend met 2 1/2 morgen land in de Rijswijkermaalschap). Dit laatste leen is op 29-03-1453 door Leyze gelijftocht, tezamen met haar zoon Gerrit (AHC 4773, f. 64v) | van Heteren, Coenraed (I6628)
|
848 | Beroep: kerkmeester. (1696-1701, 1713 en 1716 (kerkeraadshand. Ommeren), buurmeester in Ommeren (1697 en 1703), leenman van Lienden en ter Leede in 1692 (Li. en ter Lee, dl 10, dd. 1-02-1692, beleend met een stuk land, genaamd "de Breij" onder Ommeren). Reg.Arch.Rivierenland; Polderarchief Neder-Betuwe: Joost is aangeslagen voor familiegeld ten bedrage van 16,--,-- (1702) en in 1703 voor 15,16,-- (Polderdistrict Nederbetuwe, deel 365, f. 101, 105 en 106). Joost is vermeld in de Morgentalen van 1708: hij had 13 morgen a 15 stuivers per morgen (Pold.distr. Ned-Bet. dl. 170). ORA Neder-Betuwe, bank van Kesteren, vrijwillige rechtspraak, protocol van bezwaar, kerspel Rijswijk (1660-1739), inv. 219: f. 144/144v: Transport van Joost van Essevelt en Neeltje Jans Quintt, EL, cum tutore marito, hebben vercost, gecedeert en getransporteerd aan Willem Hendrickse van Osenbrugge ende Maaike Dircks Kurff, EL (=echteluiden=spouses), en desselfs erven, ca. 2 morgen bouwland daer onder een boomgaerdje. Tevens nog een stuk bouwland, groot 5 hont en een stuk van 3 1/2 hont, alles onder Rijswijk voor een totaal van 1000 gld. Vermogenstransport dd. 3-5-1717. Kinderen: Judith van Essevelt 1695-???? Judith van Essevelt 1696-> 1762 Margaretha van Essevelt 1698-???? Mechteld van Essevelt 1700-1793 Gijsbertje van Essevelt 1702-???? Johanna van Essevelt 1704-???? Gijsbert van Essevelt 1706-???? Jan van Essevelt 1707-???? Maria Joosten van Essevelt 1708-1748 Johannes van Essevelt 1710-???? Johannes van Essevelt 1712-< 1725 www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-mulders/I758.php | van Essevelt, Joost (I7015)
|
849 | Beroep: leenman van Culemborg te. te Rijswijk, beleend dd. 28-02-1490, na dode van zijn broer Jan Loeff en met toestemming van zijn moeder Johanna van Leeuwen, tot 20-07-1516 (AHC 4775, f. 175) Hij is overleden voor 20 juli 1516. (AHC 4775, f. 175) | Looeffsz, Zweder Johan (I1396)
|
850 | Beroep: leenman van Culemborg. te Rijswijk, beleend dd. 20-07-1516 met "de Stipskamp", groot 24 morgen onder Rijswijk (AHC 4775, f. 175), gerichtsman in Neder-Betuwe op 31-08-1523 (CBG. te Den Haag; coll. Muschart, fiche Zweersz, nr. 40L), vermeld met zegel: met de keper, beladen met 3 schelpen Hij is overleden na 12 april 1532. | Loeff, Jan Zwedersz (I1330)
|