Notes


Matches 3,901 to 3,950 of 4,168

      «Prev «1 ... 75 76 77 78 79 80 81 82 83 ... 84» Next»

 #   Notes   Linked to 
3901 We assume -from his son's name- that his name is Job.

However:
The Troost genealogy by Van Weel and J. Hoek (from 1963 and 1968,Gens Nostra 6, 7 and.8) names Jacob Wouterse (duinmeijer) and his father Wouter, Jacobse, leaseholder (pachter) of land in Goedereede 1527-1572, and his father Jacob Wouterse, leaseholder from 1520, as forefathers of Jacobs Jobs.

De naam duinmeier wordt in de rekeningen van de Grafelijkheid pas in 1456 gebruikt, daarvoor is er sprake van duinwaarders. De betekenis in het Middelnederlands is duinbewaker of duinopzichter. Een duinmeier of duinpachter oefende een gemengd bedrijf uit om in het levensonderhoud van hemzelf en zijn gezin te kunnen voorzien. Buiten de inkomsten die het gezin had door het instandhouden van het wild, met nadruk op de konijnenpopulatie, werd er ook vaak een boerenbedrijf(je) gerund. Het beroep van duinmeier ging vaak over van vader op zoon [P.C. Zonneveld, 'Duinmeiers in de Brederoder duinen te Velsen', in: Velisena 14 (2005), p 3-32]. 
Job? (I5267)
 
3902 We assume that he is a son of Adriaen Curff, Stephen (I8652)
 
3903 We assume that he is the brother of Evert and Reijnier, because he also congregates at the Dutch Reformed Marekerk. Most of the other van O-s in Leiden at this time are Lutherens.

Plaats: Leiden
Datum ondertrouw: 30-07-1678
Bruidegom: Jan Jansz van Osenbrugge
Plaats geboorte: Leyden
Woonplaats bruidegom: Hogewoertse Poort. Buyten de -
Beroep: pletsdroger
Bruid: Jannetge Jans van der Snell
Plaats geboorte: Leyden
Woonplaats bruid: Hogewoert, Nieuwe
Bron: Archiefnr 1004
Archiefnaam: Nederlands Hervormd Ondertrouw (1575-1795)
Inventarisnummer 22
Folio X - 042
Opmerkingen: Getuigen bruidegom: Roelant van Koeten bekende Hogewoert, Nieuwe - Getuigen bruid: Machtelt Huygen van Egmont moeder Hogewoert, Nieuwe - Consent verleent om tot Voorhout te mogen trouwen

Datum ondertrouw: 17-08-1680
Bruidegom: Aert Jansz Snel
Plaats geboorte: Leyden
Woonplaats bruidegom: Hoogewoert, Nieuwe
Bruid: Susanna Dirckx van Leeuwen
Plaats geboorte: Swammerdam
Woonplaats bruid: Swammerdam
BronArchiefnr 1004
Archiefnaam: Nederlands Hervormd Ondertrouw (1575-1795)
Inventarisnummer 22
Folio X - 178
Opmerkingen: Getuigen bruidegom: Machtelt Huygen van Egmont moeder Hoogewoert, Nieuwe - Getuigen bruid: Jan Jansz van Osenbrugge bekende Langegraft - Huw ouders bruidegom: schepenhuw D-110v 
van Osenbrugge, Johannes Jansz (I6900)
 
3904 We assume that he is the son of Alphert and Beerte. Their cousins were the Kreynck family and Arndt did business with them.

Arndt was an alderman (schepen) in Zutphen from 1475 - 1484, except in 1483 and 1486 when he was in the city council.

He was also involved at the Commandery of St. Jan in Arnhem.



In den jaere unss Heren dusent vierhondert LXXXIIII (1484) up donre- dagen post Laurentii heefft beleent Jacop van Hackford en dochter seliger Schemicker den hoff toe Wengell myt synen toebehoir ind mytten Uuterweerdt, gelegen in den kirspell van Wije in der buerscap van Wengell. Dair vair gehult heefft hent tot oeren mundighen dagen toe Johan Monnick. Ten Zutphenschen rechten, beheltlick mij ind een ytlijck syns rechten. Orkonde manne van leen Willem Lerinck ind Arndt Yseren.

1493, 7 juni
Franss Kreynck en Mechtelt Scheellwortz verkopen aan het convent then Ysendoirn de tienden uit het goed Yebbekinck, kerspel Leesten, zijnde circa 1 schepel rogge.
Gegeven in den jair onss heren dusent vierhundert ende drie ende tnegentich des Vridages na des heiligen Sacramentz daghe.
Oorspronkelijk in inv.nr. 48. Met het geschonden zegel van Franss Kreynck in groene was, terwijl dat van Arndt Yseren verloren is gegaan.
N.B. Mechteld Scheellwortz was waarschijnlijk Mechteld Schelewart.
Zij was vermoedelijk een naaste verwante van Grete (Margaretha) Schelewart (zie hieronder), die gehuwd zou zijn geweest met een Alphert Yseren.

1423 april 28 Geryt die Meijer, schout binnen en buiten Zutphen, oorkondt, dat Grete Schelewerts aan heer Borrenhof 1/4 van de Warensvelder tiend als een tijnsgoed heeft opgedragen.
Gegeven in den jaer ons heren dusent vierhondert drie ende twyntich des Wondesdages na Jubilate.
Oorspr. (Inv.no. 735) Met fragment van het zegel van den oorkonder in groene was. 
Yseren, Arndt (I6457)
 
3905 We assume that he is the son of Alphert. Yseren, Alphert (I6444)
 
3906 We believe that he is the same person as Gheryt van Ossenbroeck.
https://vanosnabrugge.org/genealogy/getperson.php?personID=I1122&tree=tree1

The Commandery (Lodge) of Saint John (Knights of Jerusalem) was an important part of the Arnhem's social and medical care. It was established by German knights and the Arnhem commandery was one of the most important ones in Holland. Please read some very interesting articles about this organization (all in Dutch):


In the extensive documentation on the Commandery there are several charters, mentioning the children of the late Gerartz van Osenbrugh. In 1538 - 1540 there were some legal problems relating to the purchase of a house called "The Parrot" (de Papegaey), which had been promised to the children of Gerart by a priest, named Andries Andriesz, who was a cousin to the children.
Read the legal documents here and explanations, who these people are
van Osenbrugh, Gerartz (I2461)
 
3907 We believe that she could be the Maritge Dirks, married to Bernt Hendrickszn van Osenbrugge. https://vanosnabrugge.org/genealogy/getperson.php?personID=I4254&tree=tree1 van der Eem, Maritge Dircks (I6789)
 
3908 We do not know his first name.
He named his son Jacobus after his father and his daughter Steventje after his mother. 
van Osenbruggen, N.N. (I6699)
 
3909 We do not know where he comes from.
He (or his parents) must have been well-to-do, to marry into the Houckgeest family. 
van Osenbrugge, Hendrick (I6295)
 
3910 We do not know who he was or where he came from.
After his death, his children (?) had a carved, silver collection plate made with his name engraved at the top. It was probably donated, at that time, to the Dutch Reformed Church in Hoorn.
It was a prized possession of Queen Emma and Queen Juliana.
View a slideshow and more information here: https://vanosnabrugge.org/wanted.htm 
van Osenbrugh, Hermen Ottessoon (I1220)
 
3911 We do not know who she is, but her father Gerhard van Ossenbroeck talks about this son-in-law in 1416. See below.

1416 Februar 14.
Beschreibung : Gerit van Ossenbroeck teilt mit Einwilligung seiner Gattin Marie und mit Rat seiner Verwandten und Freunde, besonders des Richters Hermen van Ysem seines Neffen, seines Schwiegersohns Werner Esel und Giselberts Hacken seine und seiner Gattin Besitztümer unter seine Kinder: Der ältere Sohn Johan van Ossenbroeck erhält das Haus zu Ossenbroeck mit allem Zubehör und "alle erff erftyns guet ind liefgewyn" im Land von Cleve, ausgenommen das Gut "op ger Sittert", "item alle guet gelegen anden walde mit siner tobehoor geheiten angen Stuefvenne", die Leibzucht "angen Dailreloe", herrührend van den Gaids Haus van Hantten, ferner zwei "Cempe", gelegen bei Kierssel an dem Walde und in dem Walde; item die Leibzucht in der Semervoirt von dem Herrn von Cleve und von der Mark, dann die Güter um und in Calker, ... "so als dat gelegen is dat iarlix pleech to vortynsen to Ludinchoven op sunte Margariten dach". Die ausgeschiedenen Güter soll sein Sohn Gerit van Ossenbroeck besitzen. Ein dritter Sohn, Gaetscallic soll nach dem Tode der Eltern besitzen das Gut zu Nyenhove, gelegen im Lande von Lynne und im Kirchspiel van Geertboeckem, mit allem Zubehör, doch bleibt seinem Schwiegersohn Werner Esel und dessen Gattin Styne "ilk ans rechten ander tynden na vytwisinghe des hylichsbrieffs" vorbehalten. Doch soll Johann seinem Bruder Gaetscallic bei Lebzeiten der Eltern 10 rheinische Gulden jährlich zahlen...Siegelzeugen: Graf Adolf von Cleve und der Mark, Margarete von Berg, Cleve und der Mark, Ritter Herman van Ysem, Werner Esel und Giesbert Hacken.
Bestellsignatur : Gesamtarchiv von Romberg - Urkunden, Nr. 211. 
van Ossenbroeck, N.N. (I6461)
 
3912 We have his last name "van Osenbrugge" added by default.
Church records in Rijswijk do not go further back than 1638 and in that year Hend(e)rik Aertsen and Hilleken were registered as members (lidmaten) of the Rijswijk church.
Gelders archief: 1104.1, p. 8v, numbers 10 and 11. They have a daughter and granddaughter named Hilleken.

In the Gens Nostra 1983 information on the van Osnabrugge family it was mentioned that (his grandson) Hendrik Berntz' children took variations on the van Osenbrugge name.
--------------
Is this the same Hendrik van Osenbruggen?. Did he have links to the Ossenbruchs in the Emmerich area?
Utrechts Archief. 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905
[Notariele akte] Attestatie - Balthasar Toxites is gerechtigd om van Jan van Gelder, waard in 't Bonte Peerdt te Utrecht, voldoening van een schuldbekentenis ten behoeve van Anthonis van Moers te vorderen; Henrick van Osenbrugh heeft verklaard dat Anthonis van Moers nog meer te vorderen had van Jan van Gelder die heeft toegezegd dat hij over een maand alles betaalt
Datering: 16-11-1592
Aktenummer: 139
Personen:
Attestant: Diederich van Duyven (N.B. Duiven is a small town 5 miles S.E. of Arnhem and 10 miles N.E. of Emmerich)
Rol in akte: Attestant
Beroep: Gerichtsscholtz onder Stolberchschen regiment

Rekwirant: Anthonis van Moers
Voornaam: Anthonis
Achternaam: van Moers
Rol in akte: Rekwirant
Beroep: ruyter en gewesene corporael

Rekwirant: Balthazar Toxites
Voornaam: Balthazar
Achternaam: Toxites
Rol in akte: Rekwirant

Bijzonderheden:
attestant vernam in Emmerich van de vrouw van Anthonis van Moers dat zy Balthasar Toxites opdracht had gegeven om de vordering te innen; eerdere poging om het bedrag te laten innen door een schipper, genaamd Den Vromen Borger, is mislukt 
van Osenbruggen, Hendrick Aertsen (I4257)
 
3913 We used to have Evert Jobpense married to https://vanosnabrugge.org/genealogy/getperson.php?personID=I1306&tree=tree1, but changed it in October 2017, because of:

Het rechterlijk archief van Buren geeft aan dat Geertruid Evertsdr (van Oijen) de vrouw van Evert Jobpensz (van Eck) was, waarna hun kinderen de naam van hun moeder gingen aannemen. Onduidelijk waarom, maar het zij zo. Afgezien dat Vernoij een buur-eigenaar van land van de latere Van Oijen's was, is de connectie met Vernoij niet bestaand.
wahoud.blogspot.com/2011/12/kasteel-den-brakel-rijswijk.html 
van Oijen, Geertruid Evertsdr (I1306)
 
3914 wed. van de metselaar Antonie van Grol (overl. Harmelen 26.8.1857), eerder wed. van de op 23.5.1849 bij Rotterdam in de Maas verdronken schipper Pieter Jansen, dr. van de wolkammer Gijsbert van Barneveld en Ariaantje van der Weerd. van Barneveld, Aaltje (I65)
 
3915 Weduwe van Albertus van de Voort. van Burken, Aartje (I3714)
 
3916 weduwe van Evert Jansen Hendriks, Hendrikje (I39)
 
3917 Weduwe van Jan Johannes Tommel Geitenbeek, Evertje (I2959)
 
3918 Weduwe van Lieven de Groot.
Source: Gereformeerd ondertrouwboek Hulst 1646-1655 
Hendriksx, Lijsbeth (I6170)
 
3919 Weduwnaar van Anneken Gerritsen van Eck, wonend te Maurik van Rhee, Dirk Fransen (I3435)
 
3920 weduwnaar van Clasina Jacobsdr van Wamel, Dirck (I677)
 
3921 Weintje Jansen Bosch, wed. Jan Wulphertsen Lagerweij, ged. Scherpenzeel 04-08-1771, op ´t Nieuw Willaer, ov. Scherpenzeel 06-04-1826, dr. van Jan Bos en Teuntje Lagerweij Bosch, Weintje Jansen (I3164)
 
3922 Wennemar von Heiden. zn. van Menso II ridder von Heyden en Sophia von Gemen, knape, ambtman van Hetter, Diest en Rossau, houdt het huis Rosenau bezet 1386, heer van Engelrading in 1331, ovl. na 1398, tr. (1)met Sophia von Honnepel. Uit dit huwelijk 4 kinderen.

1362 Mai 2.
Alyt von Ossenbroick, Frau .des Wennemar von Heyden gesteht
dem Grafen Johann von Cleve das Rückkaufsrecht iürdiedrei
Güter (uamlich das Hallengoens Gut, die Cleyhegge und das
HelmichSmoelnersGut) zu Wischel unter niiheren Bedinpungen zu.
Ritter Johann von Ossenbroick und der Knappe Wennemar
von Heyden siegel n mit.
Staatsarchiv Düsseldorf, Handschriften a I I I 4 fol. 33
und a I I I 5 fol. 51.

1366 Mai 2.
Beschreibung : Knappe Wenemer van Heydene stellt seinem Schwiegervater, Ritter Johann van Ossenbroich, eine Quittung über die Zahlung von 1200 Schilden aus.
Bestellsignatur : Gesamtarchiv von Romberg - Urkunden, Nr. 57.

Brother of Alard van Heyden.
ihres oheim: Ritter Ricoude van Heyswic.

Aleid is a daughter of ridder Johan . She married ~1361 Wennemar von Heiden. Son of ridder Menso II von Heyden and Sophia von Gemen.

Wennemar's daughter Sophia (with 2nd wife Sophia van Honnepel) marries Steven van Borculo-Dudincweerde).

From: De Nederlandsche Leeuw, 1926:
1361 Dezember 12.
Wennemar von Heyden, Knappe, verzichtet für seine Gattin, Tochter desBitters Johann von Ossenbruch, zu Gunsten seines Schwagers Gerhard fiir dea Fall, dass dieser nicht kinderlos stirbt, auf deren Erbteil vonvaterlicher uod mütterliuher Seite und von seiten ihres Oheims des Ritters Ricoude von Heyswic, mit Ausnahme von 1200 alten Schilden, 20 realen Jahrgelds
oder 200 alten Realen. Alard, Bruder Wennemars siegelt mit.
Orig. 1 Siegel (Alards) ab. Archiv des Freiherrn von Romberg zu Brünninghausen No. 17.

1373. Januar 7.
Der Bischof VOD Munster, Florenz von Wevelinghofen, bestatigt die Stiftung eines Altares durch den Knappen Wennemar von Heyden und dessen Frau Sophie zum eigenen Seelenheile und zu dem Ihrer Eltern, namlich des Ritters Menso von Heyden und dessen Frau Sophie und des Gottfried von Honnepel und dessen Frau Lambergis, der Eltern der Frau Wennemars.- Die Kinder von Wennemar von Heijden und Sophie: Menso, Sophia und Lambergis sind damit eiuverstanden. Es werden die Verpflichtuugen des Vikars festgesetzt und hierbei unter anderen bestimnit, dass zur Kriegszeit auf der Burg Engelrading Messe gelesen werden soll an bestiinmten Tagen und Festen, wenn kein
kanonisches üinderniss vorliegt und der Pfarrer von Borken seine Erlaubniss giebt.
Staatsarehiv Munster: Kopie in Msc. 11, 4 S. 157\emdash 160.

1386 September 29.
Graf Adolf von Cleve ernennt zuniichst auf die Zeit bis zum 24. Juni 1388 Wennemar von hei/den zu seinem Drosten in seinem alinger lande van der Heitere end hebben oen mede bevolen onse hues toe Rosennouive; ivillich onse vorgen. ampte end hues Me ons trueweliken hueden, waren, weren end beschiidden sal na sinre macht. Seine Pffichten und Rechte werden festgestellt.
Beide Teile haben das Recht der Kündigung. Fiir etwaige Schaden im Dienste des Grafen wird Wennemar entsuhadigr.
Staatsarehiv Düsseldorf: Registerbikher der Grafen und Herzöge von Cleve und Mark, G. 63. Gleichzeitige Niederschrilt.

1314 Juli 10.
Bischof Ludwig vou Munster bekundet, dass seine Ministerialin Alheydis, luchter des verstorbenen Alhardus de Heijden und dessen Gattin Alheydis, Ministerialin der Aebtissin von Essen geworden ist und dass er von dieser dagegen als M i nisterialin Hadewegis, Tochter des verst. Johannes dictus Overvelt und dessen Gattin Elisabeth, erhalten habe.
Orig. Siegel ab. Staatsarchiv Düsseldorf: Stift Essen No. 161. B.

1317 Juni 26.
Die Wittwe Aleydis des Hermannus schultetus curtis de Vehove bekundet, seitens der Aebtissin von Essen zwei zu obigein Hof gehorige Besitzungen überti agen erhalten zu haben. I n cuius rei testimonium presentes litteras sigillis dilectorum consanguineorum meorum domini Mauricii Lembeke, decani
Assindensis (Essen) et domiui Wenemari de Aldendorpe et domini Menzonis de Heyden, fratris mei, militis petii sigillari.
Unter den Zeugen Wennemarus de Heyden.
Staatsarchiv Munster. Kopie in Msc. I I . S. 217\emdash 218. 
van Heyden, Wenemer (I419)
 
3923 Werd als 11 jarige op 10 Feb 1599 als student in Leiden ingeschreven.


Hoe een corrupte stadsbestuurder zijn huisdier liet begraven.

DE DODE HOND van een foute schout
DAVID BREMMER

Leidse hoogleraren en stadsbestuurders rouwden in 1634 opzichtig op de begrafenis van een dode hond. Een proefschrift beschrijft hoe de stadselite een corrupte schout het hand boven het hoofd hield en zich onsterfelijk belachelijk maakte.

Een begrafenisplechtigheid voor een huisdier: is dat in het Nederland-van-nu op zijn minst ongebruikelijk, in de calvinistische zeventiende-eeuwse Republiek was het ongehoord. Toch is dat precies wat er in 1634 te Leiden gebeurde.

Aan het schandaal, dat de Leidse bevolking hoon en spot opleverde, is door Amerikaanse promovenda Cynthia von Bogendorf Rupprath een proefschrift gewijd.

De geschiedschrijving draait om schout Willem de Bont, zoon van Gerardus Bontius, de eerste hoogleraar geneeskunde aan de Leidse universiteit en tweemaal rector magnificus. Als enige van Bontius' zonen ging Willem niet de medicijnen in, maar studeerde hij rechten. Na hoogleraar te zijn geweest, belandde hij in het stadsbestuur waar hij in 1619 tot schout werd benoemd. Dat was een voorname positie: niet alleen was De Bont hoofd van de politie, ook was hij beschermheer van de universiteit en verantwoordelijk voor de officiële rechtsspraak.

Ondanks zijn voorname afkomst en zijn bliksemcarrière, bleek Willem allerminst een succesvolle schout. Zo joeg hij weliswaar fanatiek, maar met weinig fortuin op de remonstranten, de door prins Maurits illegaal verklaarde calvinistische stroming van hoogleraar Jacob Arminius. Daarnaast werd hij keer op keer beschuldigd van corruptie, drankmisbruik, aanname van steekpenningen en verwaarlozing van zijn ambtelijke taken. Ook nam hij het niet zo nauw met de huwelijkse trouw en kreeg hij kritiek omdat hij te weinig naar de kerk ging en niet hard optrad tegen de katholieken.

Het was echter niet zijn functioneren die hem een plaatsje in de geschiedenisboeken bezorgde. Medio januari 1634 bezweek zijn lievelingshond Tyter aan een plots opgekomen keelaandoening. De schout was ten einde raad: niet alleen nam hij zijn trouwe viervoeter overal mee naar toe, bovendien waren De Bont en zijn echtgenote Maria van Dilsen kinderloos. Tyter was het kind dat zij nooit hadden.

Omdat hij zijn dienstmeisje wantrouwde -zij zou nog een appeltje met hem te schillen hebben omdat De Bont haar ooit zwanger had gemaakt- liet de schout autopsie uitvoeren. Volgens geruchten kwam daarvoor de bekende hoogleraar Adriaen van Valckenburgh opdraven. Hoewel enkele geschriften suggereren dat de hond is gewurgd, blijft onduidelijk of Tyter is omgebracht.

De zeer ongebruikelijke autopsie was nog maar het begin. Vervolgens liet De Bont Tyter dagenlang opbaren en organiseerde hij een pompeuze begrafenis met alle voor menselijke overledenen ceremoniële gebruiken. Samen met zijn vrouw verzocht hij vrienden en kennissen om hun kinderen en huisdieren te laten meelopen in de begrafenisstoet. Die gaven aan het verzoek verhoor. Zo paradeerde op 29 januari het merkwaardigste cortège ooit door Leiden: vooraan droeg het zoontje van advocaat Backer het lijk van Tyter, daarachter volgde de dienstmeid met de hondjes Vorst en Spier - naaste bloedverwanten van Tyter - en weer daarachter de hond van geneeskundeprofessor Schrevel.

Het graf werd door stadscipier Claes Dircxsz gegraven (en moet zich volgens Von Bogendorf in de tuin van Gerecht 10 bevinden). Op het gebruikelijke begrafenisdiner gaf de gehele stadselite acte de présence, waaronder de meest invloedrijke stadsbestuurder Jacob van Broeckhoven. Pikante aanwezige was ook Harme Piso, de organist van de Hooglandse kerk, die Bonts echtgenote Maria volgens geruchten ook in Bijbelse zin zou kennen en 'wiens ving'ren zijn gewent, te hand'len haer luyt'.


Door bovengenoemde instemming van de hoge burgerij, betoogt Von Bogendorf Rupprath, was Tyters begrafenis van meet af aan een dankbaar onderwerp van hoon. Zo reageerde Vondel meteen met zijn hekeldicht 'Begraefnis van den Hond van Schout Bont', terwijl de naar Amsterdam gevluchte remonstrantse hoogleraar logica Caspar Barlaeus het schandaal al op 4 maart in een brief spottend beschrijft. Er kwam een stortvloed van gedichten, liederen en publicaties op gang die tot de achttiende eeuw voortduurde. En zelfs nog later, getuige bijvoorbeeld Simon Vestdijks roman De Vuuraanbidders uit 1947.

Bonts goede contacten met de elite verklaren ook dat hij ondanks de grote kritiek op zijn functioneren elke keer de verplichte driejaarlijkse evaluatie van het stadsbestuur overleefde en 27 jaar lang, tot zijn dood in 1646, schout kon blijven. Met name zijn vriendschap met Van Broeckhoven hielp daarbij. Deze behoorde tot Leidens rijkste burgers en was een van de 24 rechters in het proces tegen raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt in 1618.

De dood van Tyter was niet de eerste keer is dat Leiden door een hond in opspraak raakte, zo blijkt uit het proefschrift. Zo stond de Leidse bevolking in de rest van de Nederlanden al bekend als 'hondenhangers'. In 1595 zou namelijk een hond openbaar zijn opgehangen omdat het beest per ongeluk een kind had gedood. Verder waren de termen 'hondenleven' en 'hondenslagers' bekend. De eerste term sloeg uiteraard op het miserabele leven van de vele zwerfhonden, bijvoorbeeld bij het beleg in 1574 toen hond vanwege de hongersnood nogal eens op het menu stond. En de 'hondenslagers' sloeg op de burgers die de beesten uit straten en kerken joegen (uit angst voor besmetting met de pest) en op de medische studenten die honden nodig hadden voor hun vivisectieproeven.

Uiteindelijk brengt Von Bogendorf Rupprath het schandaal terug naar de kern, waarbij, het zal niet verbazen, religie centraal staat. De in Leiden begonnen twisten tussen de twee protestante hoofdstromingen, de 'precieze' contraremonstranten van hoogleraar Gomarus en de 'rekkelijke' remonstranten van Arminius, beheersten het publieke debat. Dat de begrafenis van De Bont zoveel publiciteit kreeg, kwam doordat de schout zijn remonstrantse stadsgenoten als honden behandelde, maar zijn hond Tyter als plaatsvervangend kind. 
de Bont, Willem (I8632)
 
3924 Werd als weduwe op 14 Juni 1469 met Wernsinck beleend van Bevervoorde, Geertruid (I8937)
 
3925 Werd burger van Delft 9 april 1580. Koopman in meekrap en wijnen, gegoed in Delfland, op Voorne en op Putten. Hopman schutterij 1590 tot 1592. Vroedschap 1596, schepen 1597-1601, burgemeester 1601-1604, 1606-1608, gedeputeerde ter dagvaart Staten van Holland (1602, 1606 zoz 1608), weesmeester 1609-1910, thesaurier 1615 van Delft. Zijn vermogen werd in 1625 geschat op 765'000 gulden. van Beresteyn, Paulus (I1792)
 
3926 Werd ook Jasper en Jan genoemd.
Kapitein in Duitse dienst 1527

Jasper van Brienen heer van Lathmer, trouwde 1. met Aleida van der Horst en trouwde 2. met Louise Sasbout, dochter vam Joost Sasbout en Catharina van der Meer.

13 Maart 1612. Accoord geteekend te Wageningen tusschen de Edele Jan van Brienen en Anneke van Brienen syne suster geassisteert met haere eheman de edele Lodewick de Edel als haere gekoren voegdt, kinderen vanwijlen die edele Gysbert van Brienen en van Anneken van Hackfort tho den Suetendael inderteyt eheluyden , ter eener en die eedele Arent vanBrienen , Schepen tho Arnhem ten andere zijde; waarbij bepaald werd, dat Jan van Brienen en Anneke van Brienen de hoeven, bosschen en landen gelegen in de ampte van Eede zullen behouden, gelijk aan hun vader de genoemde Gysbert van Brienen waren geprelegateerd door zijn vader die eedele Jasper van Brienen en Aeltie van der Horst tot Mulckhave; en dat Arent van Brienen, halfbroeder van Gijsbert , de goederen zal krijgen gelegen in den ambachte van Arnhem te Ermel op de Veluwe, komende van het 2e huwelijk van Jasper van Brienen en zijn 2" vrouw Wyse Sasbout moeder van Arent; geteekend : die eedele Lodewijck Sastbout, Frederick van Arnhem, Arent van Brienen , oomen en oud oomen, Jan van Brienen, A. van Brienen, E. d' Edel en Arent van Brienen. 
van Brienen, Gijsbert (I2370)
 
3927 werkman te Amerongen.
Hij is waarschijnlijk niet een zoon van Willemijntje, maar van een eerder huwelijk van Hermanus. 
van Kapelleveen, Evert (I3134)
 
3928 Werkman.

Wonen in Rietveld in 1864 
Versloot, Hendrik (I10017)
 
3929 Werner van Pallant (ca. 1520 - 1 december 1594). Hij trouwde (1) op 4juni 1557 met Raba van Wylich (1530-1562). Zij was een dochter van Otto van Wylich (1490 - 4 juni 1557) en Elisabeth van Buderich (1500 - 3juni 1541). van Pallant, Werner (I1741)
 
3930 Wessex, Aethelwulf [Cerdic] of King of Essex, Sussex & Kent (839-58).

Van Ethelwulf zijn twee huwelijken gedocumenteerd maar er wordt aangenomen dat hij drie keer getrouwd is geweest en ook nog een minnares heeft gehad. Anders zijn leeftijdsverschillen tussen zijn kinderen en de manier waarop hun onderlinge verhouding wordt beschreven, niet te verklaren:
1.veronderstelde eerste vrouw: 1.Æthelstan

2.Osburga (ca. 810 - 855?), dochter van Oslac van Wight
1.Ethelbald (ca. 834 - 860)
2.Ethelswith (ovl. Pavia, 888). Vermoedelijk als jong meisje uitgehuwelijkt aan koning Burghred van Mercia. Overleden op weg naar Rome.
3.Ethelred (ca. 837 - 871)
4.Alfred de Grote (848 of 849 - 899)
5.Osweald, (ovl. ca. 875), alleen bekend als getuige uit enkele aktes.

3.Judith van West-Francië een dochter van Karel de Kale, die op 1 oktober 856 te Verberie-sur-Oise, 12 jaar oud, met de toen bijna 60-jarige Ethelwulf trouwde. Zij hadden geen kinderen. Volgens Frankisch gebruik werd ze "koningin" genoemd in plaats van "vrouw van de koning" wat onder de Angelsaksen gebruikelijk was. Deze meer formele status leidde tot veel weerstand onder de adel. Na de spoedige dood van Ethelwulf, nam diens oudste zoon Ethelbald haar tot vrouw. Ook dit huwelijk bleef zonder kinderen en werd later ongeldig verklaard wegens (aangetrouwde) bloedverwantschap. Judith werd teruggezonden naar haar vader en werd uiteindelijk van zijn hof geschaakt door Boudewijn I van Vlaanderen die later met haar trouwde.

(4) minnares:
Ethelbert (ca. 835 - 866). Kon na de dood van Ethelbald koning worden, vermoedelijk omdat de overgebleven wettige zoons nog te jong waren. 
Wessex, Aethelwulf King of Saxons (I5100)
 
3931 Wessex, Alfred I 'the great' of King of England, 871-899.

Ethelwulf, King of the West Saxons, succeeded his father, Egbert, in
A.D. 839. Aelthelwulf's reign was chiefly occupied with struggles against the Danes. After the king's defeat 843-844, the Somerset and Dorset levies won a victory at the mouth of the Parret (c. 850). In 851 Ceorl, with the men of Devon, defeated the Danes at Wigganburg, and Aethelstan of Kent was victorious at Sandwich; despite this the Danes wintered in England that year for the first time. In 851 also Aethelwulf and Aethelbald won their great victory at Aclea, probably the modern Ockley. In 853 Aelthelwulf subdued the North Welsh, in answer to the appeal of Burgred of Mercia, and gave him his daughter Ethelswith in marriage. The year 855 is the date of the Donation of Aethelwulf and of his journey to Rome with Alfred. On his way home he married Judith, daughter of Charles the Bold. According to Aser he was compelled to give up Wessex to his son Aethelbald on his return, and content himself with the eartern under-kingdom. He died in 858. 
Wessex, Alfred I King of England (I5098)
 
3932 Wessex, Edmund I 'the Magnificent' of King of England, 940-946 Wessex, Edmund I King of England (I5094)
 
3933 Wessex, Edmund II 'Ironside' [Cerdic] of King of England (1016).
Possibly murdered. Buried in Glastonbury, Somerset, England 
Wessex, Edmund II King of England (I5088)
 
3934 Wessex, Edward I 'de oude' [Cerdic] of King of Wessex (899-924).

ALFRED THE GREAT (849-899), the most justly celebrated of all
Anglo-Saxon rulers, was King of Wessex from 871 until 899. Alfred was born at Wantage in 849, the youngest son of King Ethelwulf of Wessex and his first wife, Osburh. The short reigns and early deaths of his elder brothers Ethelbald (858-850), Ethelbert (860-865) and Ethelred I (865-871) brought Alfred to the throne of Wessex at the age of about twenty-two in 871. Alfred's lifetime was overshadowed by the Danish invasions of England. Between 865 and 870 the Danes had conquered the kingdoms of East Anglia and Northumbria and had forced Mercia into submission. In 870 they decided to move against Wessex and established themselves in winter quarters at Reading. Five battles were fought in the winter and early spring of 870-871, at Englefield, Reading, Ashdown, Basing and the unidentified Meretun. Of these only Ashdown was a West Saxon victory. Shortly after the last battle the Danes were reinforced by another Viking army. At the time of Alfred's accession in April 871 the advantage lay firmly with the invaders. For the new king the outlook was bleak, and it was to remain so for some time. In May Alfred was defeated again, at Wilton, after which he decided to capitulate as the Mercians had done. A contemporary put the best interpretation on it that he could: "the Saxons made peace with the Vikings on condition that they would leave them; and this they did." What this almost certainly means is that Alfred paid them to go away; whatlater generations were to call paying Danegeld. The Danes kept their word. Between 871 and 875 they busied themselves with Mercia and Northumberland. A second invasion of Wessex occurred in 876-77. Under their leader Guthrum, the Danes struck deeper than ever before into Wessex, and established themselves first at Wareham in Dorset and then at Exeter. Once more Alfred was forced to buy peace from them and they withdrew across the Mercian border in the summer of 877 to a new base at Gloucester. A third invasion followed soon. In January 878 the Danes entered Wessex, settled at Chippenham and subjected large areas of the kingdom to their authority. With only a small following Alfred fled to the west and found refuge at Athelney in Somerset, in the marshy country of the Parrett valley. (The episode of Alfred and the cakes, first committed to writing about a century after his death, was located during the retreat at Athelney.) Had the king died at this point he would be remembered, if at all, only as a failure. But Alfred survived and prospered. During the spring of 878 he quietly mustered troops and from the fortress which he had constructed at Athelney he waged guerilla war upon the Danes. By May he was ready to challenge them openly. He advanced eastwards, gathering support from the county levies of Somerset, Wiltshire and Hampshire as he went. They encountered Guthrum's army at Edington in Wiltshire and decisively defeated it, pursuing the survivors as far as their stronghold at Chippenham. After a fortnight the Danes surrendered. Their leader Guthrum was baptized a Christian in June and they swore to leave Wessex in peace, a promise which they carried out later in the year. Alfred had won the struggle for survival. Towards the end of 884 part of a Viking army which had been campaigning in Francia crossed the Channel to Kent and laid siege to Rochester. Alfred relieved the town and eventually managed to chase the intruders back to the Continent. Guthrum's followers, settled in East Anglia since 880, had assisted the Vikings from the Continent, and it was in an attempt to neutralise them that Alfred sent a naval force against East Anglia in the summer of 885, which had mixed success, and in 886 occupied London. Shortly afterwards he made a peace-treaty with Guthrum. Apart from these events, during the fourteen years between 878 and 892 Wessex was unmolested. These were the creative years in which Alfred initiated his programme of military reform and cultural revival. In 892 the Danes returned in force and Alfred's defensive measures were put to the test. The war of 892-96 is reported at considerable length in the contemporary record of the Anglo-Saxon Chronicle. Without following the campaigns in detail we may say that once more the Danish strategy rested upon the occupation of bases from which raids could be launched. However, there were contrasts with the earlier crises of 870-71 and 875-78. Whereas the earlier invaders had repeatedly penetrated into the heart of Alfred's kingdom (e.g. Wilton 871, Wareham 876) those of 892-96 got into Wessex only once, in 893. Whereas the earlier invaders had won victory after victory, particularly in the years 870-71, the Danes who broke into Wessex in 893 were defeated by the king's son Edward at Fareham before they had got very far. Furthermore, although the Danes were difficult to pin down and bring to battle, the English forces could on occasion do this. They matched the mobility of the Danes, pursuing them right up the valley of the Severn in 893. They could dislodge them from their bases, as at Chester in 894 and in the valley of the river Lea near London in 895. They could sometimes corner and defeat them, as Ealdorman Ethelred of Mercia, Alfred's son-in-law, did at Buttington in 893. They could also by now engage the Danes by sea as well as on land, as in 896, with at least fair success. By the summer of 896 the Danish leaders had realised that Wessex was too well-defended for them. Their army dispersed, some to East Anglia or Northumbria, some to further campaigning across the Channel in Francia. The remaining three years of Alfred's reign are ill-documented but were apparently peaceful. He died on 27 October 899, aged about fifty, and was buried at Winchester. Alfred was probably a good deal more aware of the continent of Europe than have been at least some nineteenth and twentieth-century historians who have devoted their attention to him. He had visited Rome as a boy in the company of his father. He regularly sent alms to Rome and received at least one letter from Pope John VIII. His sister Aethelswith, the wife of King Burgred of Mercia who was deposed by the Danes in 874, spent her later years in Italy until her death in 888. Alfred's father Ethelwulf had had a Frankish secretary and had married as his second wife a Frankish princess. Alfred's wife Ealhswith---they were married in 868---was English, a noblewoman descended from the Mercian royal dynasty. Of the five children of their marriage who lived to maturity, one of the daughters, Elftrudis, married Baldwin II, Duke of Flanders, between 893 and 899. Alfred corresponded with Archbishop Fulk of Rheims, and attracted scholars from Francia such as Grimbald and John to his court. The compiler of the Anglo-Saxon Chronicle was knowledgeable about Frankish affairs. We can sense a web of contact between Alfred's Wessex and the western European continent that may have been a good deal more dense than the surviving evidence allows us to see. It was not only in the military field that Alfred may have been indebted to his Frankish neighbors. There is the code of laws which was probably drawn up about 890. We cannot be certain that any English ruler had issued laws since King Ine of Wessex nearly two centuries earlier. Frankish rulers of the ninth century, especially Charles the Bald (d.877) whose court Alfred had visited, had been tireless, one might almost say frenzied legislators. Some of the individual clauses in Alfred's laws betray the influence of Frankish practice, the requirement, for example, that his subjects should swear an oath of loyalty to him. During the 880s, in all probability, the town of Winchester was comprehensively replanned inside its refurbished Roman defenses. A new grid-pattern of streets was laid down, bounded by a road which ran round the inside of the walls. This operation involved the laying of at least five miles of road and their surfacing with nearly 8000 tons of flint cobbles. Only a king could have mobilised the resources for such a task: the initiative must have been Alfred's. Winchester included a royal palace, a cathedral and its community, a new monastery probably planned by Alfred although not completed until after his death, and a nunnery founded by Queen Ealhswith. It also housed a royal mint, merchants on whose services the court depended, and residences for the counsellors in attendance on the King. Alfred's Winchester was not exactly a capital city in our sense of the term, but it was the closest thing to one in Wessex---a favoured royal residence, a place of ceremonial, prayer and liturgy, a fit setting for solemn acts of state and a mausoleum where kings would rest and be remembered after their deaths. Surely its inspiration was, at least in part, Frankish. Alfred's Winchester was to Wessex what Charlemagne's Aachen was to the kingdom of the Franks. Like Frankish rulers such as Charlemagne or Charles the Bald, though on a more modest scale, Alfred was a patron of learning. Unlike them, he personally contributed to the intellectual revival which he sponsored and it is this activity which is his most enduring claim to fame. Alfred regarded his attempts to rehabilitate English learning as part and parcel of his kingly responsibilities. To this end Alfred recruited a number of learned men, Plegmund, a native of Mercia who became Archbishop of Canterbury in 890; the Welshman Asser, who became Bishop of Sherborne; another Mercian, Bishop Werferth of Worcester; a Flemish monk, Grimbald of St. Bertin's; and a monk from continental Saxony named John who was made Abbot of Alfred's monastic foundation at Athelney. Through the efforts of these five men, and doubtless of others whose names we do not know, the ground was prepared for the intellectual achievements of the tenth century. Alfred's own contribution to the revival of learning was to translate from Latin into Old English 'certain books,' in his own words, 'which are the most necessary for all men to know.' He had learned to read the vernacular as a child and went on to learn Latin as a grown man. Alfred personally translated three books, the Liber Regulae Pastoralis (Book of Pastoral Rule) of Pope Gregory I, the Soliloquies of St. Augustine of Hippo, and the Consolation of Philosophy by Boethius. It was Asser who rendered unforgettably in his biography those aspects of Alfred's character which so appealed to the Victorians: his moral uprightness, his warm family life, his struggles against ill health, his earnest self-improvement. Alfred was a man of robustly traditional tastes---a warrior, a hunter, a ring-giver---as well as the scholar and seeker after knowledge revealed in his writings. He was a man of his time, like everyone else. His achievements rested in some degree on foundations laid by his father Ethelwulf and on lessons learned from his Frankish neighbours. He had an orderly mind and he was fertile in practical expedient, whether in the construction of ships or of lantern-clocks. He was also endowed with a speculative mind, charged with intellectual vitality. How many kings have taught themselves Latin at the age of thirty eight? "He stood, I believe, head and shoulders above all the kings of England who came before and after him." This was the verdict of an Anglo-Norman historian writing in about 1120.

===========================
.
"The course of English history would have been very different had it not been for King Alfred. He won renown both as a statesman and as a warrior and is justly called "the Great." The England of Alfred
s time was a country of four small Saxon kingdoms. The strongest was Wessex, in the south. Born in about 848, Alfred was the youngest son of Ethelwulf, king of Wessex. Each of Alfred
s three older brothers, in turn, ruled the kingdom. Alfred was by temperament a scholar, and his health was never robust. Nevertheless in his early youth he fought with his brother Ethelred against Danish invaders. Alfred was 23 when Ethelred died, but he had already won the confidence of the army and was at once acclaimed king in 871. By this time the Danes, or Vikings, had penetrated to all parts of the island. Three of the Saxon kingdoms--Northumbria, Mercia, and East Anglia--had one after another fallen to the Danish invaders. Under Alfred
s leadership, the Saxons again found courage." (See

"Ethel" in Saxon means "of high birth", and four of Alfred's siblings had that prefix in their name; however, Alfred meant "elf counsel." It is thus speculated that his mother Osburga named him, as her name refers to "nature pixies." Alfred, the youngest son of Ethelwulf was age 4 years when he was sent with a "large retinue" to Rome and was received by Pope Leo IV. (See "RoyaList Online, link below.) 
Wessex, Edward I King of Wessex (I5096)
 
3935 Wessex, Ethelread II 'Le Mal Conseillé' of King of England 979-1016 Wessex, Ethelread II King of England (I5090)
 
3936 Wessex, St. Elgiva (Alfgifu) van Queen of England Wessex, Alfgifu Queen of England (I5095)
 
3937 WESTHOEVEN Westhoeve, Maartje (I5318)
 
3938 Westvoorner Man van Beschikke 1656-58

Schepen Van West-Nieuwland 1630-1656. Overzag Dijken Van Westvoorne.

Eigenaar hoeve 'Het Kraaiennest' 59-1/2 g. in West-Nieuwland bij "het verloren kost". Met land de waarde in 1659 was fl 17.920.

Son of Maarten Jacobsz Tanis and Grietje Cornelis
Husband of Maartje Cornelis Lauwe and Adriaantje Commerse
Father of Susanna Eeuwoudse Roon; Maritje Eewouds Tanis and Kommer Eeuwouds Tanis
Half brother of Eewoud Maartensz Tanis "The Younger"; Susanna Maartense Tanis; Jacomijntje van der Wende and Ewoud Tanis 
Tanis, Eeuwoud “De Oude” (I5416)
 
3939 Wever Tins, Gerrit (I3540)
 
3940 Wever.

Als named: van Ostenbruggen 
Osnabrugge, Cornelis (I2727)
 
3941 Wever.
Lidm. Scherpenzeel 10-04-1881: Jan Jacob Osnabrugge. 
Osnabrugge, Jan Jacob (I2740)
 
3942 What is interesting is that he has asked permission to marry in Emmerich, where the Ossenbroich clan lives.

Bruidegom: Louwijs Carroin
Jonge man van Brugge uit Vlaanderen.
Bruid: Fenneke Gerrits van Osenbrugge (Osnabrück)
Jonge dochter wonende te Nijmegen. Attestatie gegeven om te Emmerich te huwen op 21-03-1610.
Datum document: 4/3/1610
Getuigen: Peter Pelewever, de moeder van de bruid
Datum 1e afkondiging: 4/3/1610
Bron: Huwelijksregister Nederduits-Gereformeerde Gemeente Nijmegen, 1592 - 1811 (RBS 1172/176) 
Osenbrugge, Fenneke Gerrits (I6383)
 
3943 When Ernst and Catharijna's son Nicolaes is baptized, the witness is Maria van Osenbrugge.
It is likely that she was the grandmother. No other Maria's known in this family. 
Maria ? (I10131)
 
3944 When Heinrich died in 1532 his siblings split the inherited goods. They gave some money to Johan, the bastard son of Heinrich.

1532 April 2.
Beschreibung : Brüder Nevelynck und Vincentius v. Ossenbroick, Kinderder + Eheleute Joh. v. V. und Perpetua Stael, nehmen mit ihren Schwestern Margriet, Genefeva und Mechtelt eine Güterteilung vor:
1 to 4 are not mentioned here, but:
5) Joh. des (gestorbene) Bruders Henrick Bastardsohn erhält einmal 25Goldgulden oder eine Jahrrente von 10 Ost= 2 1/2 Goldgulden;

There were two Johanns in Münster. One in early 1500s and one in late1500s. Was this one of them?

There is a Johann Ossenbrugge in 1495 im Ludgeri-Kirchspiel zu Münster; Ratsherr 1525-31; wohnte "Hinter der alten Scharne"; heirate um 1520: Anna urkunde 1538. Tot (died): Münster 1561.

1576 August 26.
Vor Godthardt Leistingk, Dr. jur. utr., Richter zu Münster, verkaufenJohann Auerhagen, Kämmerer, Henrich Zur Borch und Fatius Lyntz, sämtlich Vormünder der Kinder des Henrich Bispingk und seine Ehefrau Catrine, zur Abtragung der hohen Schulden dem Johann Ossenbrugge, Richter und Ratsherr zu Münster, den Rodenkamp vor der Joddefelder pforten an der Swieneborne gelegen für 1100 Rtlr.
Als Pfand setzen sie den Houesstaken Kamp und einen Garten vor der Joddefelder pforten.

1581-03-16.
Johann Joddefelt, Ratsherr und Richter, Johann Auerhagen, Kämmerer, Hinrich Zur Borch, sämtlich Bürger zu Münster, Vormünder der Kinder desweiland Henrich Bispingk und seiner Ehefrau Cathrine, Bürger zu Münster, lassen sich von Godthardt Leistingk, Dr. jur. utr. und Richter zu Münster, den Verkauf des Kampes gen. Roddenkamp vor der Joddefelder pforten an weiland Johann Ossenbrugh bestätigen, der im Erbgang an Rotger Ossenbrugh gelangte. 
van Ossenbroick, Johan (I1502)
 
3945 When Hendersken Bor married Meerten van Ossenbrugge, she was already a widow of Bart van Tienderen !

Het trouwboek van de kerk precies gecopieerd:
(1736) Den 11 decembr Meerten von Ossnbrugge JM (betekent jonge man) van Opheisden en Hendrina Bor JD (betekent jonge dame) van ogten met attestatie von hier tot Wamel getoont.

On 31 Mar 1743 Meerten van Ossenbrugge remarried in Ochten to Grietje van de Sand, living in Avezaath (GL) - Netherlands 
Bor, Hendrina (I5966)
 
3946 When his father died in 1016, Dodo II was probably still under-age, because his mother fought, as an Amazone in men's clothes, on his side in an attack of the West Frisians in Kennum.


Father of:
Peerinne (Petronella) van Egmond;
Oktrude (Geertruida) van Egmond
and Berwout van Egmond, I

advocatus of the Egmond abbey 
van Egmond, Dodo II (I9285)
 
3947 Who was the father of Jacob Albertsen van Osenbrugge?

Below is his first son's baptisimal church record from the Gelders Archief:
Gedoopt 4.2.1666, Aelbert, jonck soontien van Jacob Aelbertsen van Osenbrugge, en van Jantien Jans, echteluyden, getuygen: de vader voors. en Merritien Dircks, Bestemoeder die het kindt ten doope gepresenteert heeft.
N.B. Bestemoeder= Grootmoeder of soms Overgrootmoeder

We have a copy of the original church record and decyphered the original handwriting. It says that the father's bourgmoeder is Morritien Dircks (wife of Bernt).
Is Jacob Aelbertsen a son of Bernt? Is Bernt also short for Albert?? Or is there an Albert, we do not yet know about?

Doop Johanna Jacobsz van Osnabrugge, 04-11-1708
Doopdatum: 04-11-1708
Doopplaats: Ingen
Moeder: Steventjen Jansz
Vader: Jacob Aelbertsz van Oosnabrugen
Kerkelijke gemeente: Ingen

Screen print geldersarchief.nl 1055.0-0095.pdf
Den 4 Nov 1708 gedoopt een jong Tochter(?) genaemt Johanna:
vader Jacob Aelbertsz van Osnabrugge
Moeder Steventjen Jansz, plus nog een onleesbaar woord. 
van Osenbruggen, Jacob Albertsen (I2526)
 
3948 Widow of Garling.

Beata Pehrsdr Soika died probably in 1694. In any cases Paul Åsenbrygg remarries with Gunila Samuelsdr (person I10040), the widow of Garling. On 26 July 1696 there is the christening in Hiitola of Jacob, son of Paulus Osnabryg and Gunila Samuelsdr. So Gunila is not the mother of Nicolaus, she is his stepmother. The christening of Jacob in 1696 suggests that Gunila was around 85 years of age when she died, not 100. It could not be traced where earlier stories came from that she was from Frisia and born in Groningen. We could not find any support for these stories.
Henk van Ketel 
Samuelsdr, Gunilla (I10494)
 
3949 widow of Ritter Evert v. Wissel (van Wisschel).

In some docs her name is written as Guytkamen with a G. The written capital G and S were very similar at that time."

1398 am 25. April überträgt Ritter Evert v. Wissel dem Grafen Adolph eine durch Ableben seines Schwagers Adolph v. Suytkamen ihm zugefallene Rente von 15 Schild aus dem Hof Clapperskule im Gericht von Wisselward, jedoch unter Vorbehalt seiner, seiner Frau Aleid und deren Mutter Druda Oesten v. Suytkamen Leibzucht daran (Düsseid. ebend.). Am 1. Sept. 1395 hatte Engelbr. v. Suytkamen auf die Nachlassenschaft seines Bruders Adolph verzichtet unter Zeugenschaft der Brüder Engelbert v. den Steenhuis und Adolph v. d. St., Scholasters in Essen (Düsseid. ebend. 586).
Beiträge zur geschichte von Wissel und Grieth und zur genealogie ...
By Robert Scholte. p.182 
van Suytkamen, Aleid (I428)
 
3950 widower of Jacobje Jacobs. Gerritse, Gijsbert (I4253)
 

      «Prev «1 ... 75 76 77 78 79 80 81 82 83 ... 84» Next»